Hendrik Lorentz

Hendrik Antoon Lorentz (Arnhem, 18 juli 1853 – Haarlem, 4 februari 1928) was een van Nederlands grootste natuurkundigen en winnaar van de Nobelprijs voor de Natuurkunde 1902. Hij ontving de Nobelprijs samen met Pieter Zeeman voor hun onderzoek naar de invloed van magnetisme op spectraallijnen: het Zeemaneffect. Lorentz deed vooral theoretisch onderzoek naar de elektromagnetische eigenschappen van materie: zijn elektronentheorie. Hij kwam tot de veronderstelling, dat de afmeting van voorwerpen beïnvloed wordt door hun snelheid (de lorentzcontractie) evenals hun massa. Ook nam hij aan dat de lichtsnelheid de hoogst mogelijke snelheid is. Daarmee legde hij de basis voor de speciale relativiteitstheorie van Albert Einstein. Lorentz was de nestor van de natuurkundigen in zijn tijd: Einstein keek tegen hem op. De lorentzkracht op een stroomvoerende draad of geleider in een magneetveld is naar hem vernoemd, evenals onder meer de lorentztransformatie uit de speciale relativiteitstheorie, de Lorentz-Lorenz-formule voor de brekingsindex en de lorentzverdeling uit de statistiek.

Jonge jaren Lorentz kwam uit een familie van bemiddelde tuinders in Arnhem. Zijn vader was Gerrit Frederik Lorentz (1822-1893) en zijn moeder Geertruida van Ginkel (1826-1861). Na de dood van zijn moeder in 1861 hertrouwde zijn vader met Luberta Hupkes (1819/1820-1897). Na afloop van de lagere school ging Lorentz in 1866 meteen naar de derde klas van de nieuwe HBS aldaar. Hij had hoge cijfers, niet alleen voor exacte vakken, maar ook voor talen. Lorentz sprak later vloeiend Engels, Frans en Duits, wat hem bij zijn vele internationale contacten goed van pas kwam. Met een HBS-diploma kon Lorentz destijds niet naar de universiteit. Daarom deed hij staatsexamen in Latijn en Grieks, alvorens in 1870 aan de Rijksuniversiteit Leiden wis-, natuur- en sterrenkunde te gaan studeren bij onder meer de hoogleraren Pieter van Geer, Pieter Rijke en Frederik Kaiser. Al in 1872 keerde Lorentz naar zijn geboorteplaats terug om thuis verder te studeren. Tot 1878 gaf hij in Arnhem les aan de plaatselijke avondschool. Op 11 december 1875 promoveerde Lorentz op het proefschrift Over de theorie der terugkaatsing en breking van het licht. Hierin verklaarde hij deze verschijnselen voor het eerst vanuit de elektromagnetische theorie van James Maxwell in de interpretatie van Helmholtz. In 1881 trouwde Lorentz met Aletta Catharina Kaiser (1858-1931), een nicht van de sterrenkundige Frederik Kaiser en dochter van Johann Wilhelm Kaiser, de directeur van het latere Rijksmuseum. Ze kregen twee dochters en een zoon. De oudste dochter Geertruida Luberta (1885-1973) studeerde natuurkunde te Leiden, waar zij bij haar vader promoveerde in 1912. De tweede dochter, Johanna Wilhelmina (1889-....) huwde Hendrik Carel Leemhorst, die later burgemeester van Hoorn zou worden.

Hoogleraar in Leiden In 1877 beriep de Universiteit Utrecht Lorentz als hoogleraar wiskunde, maar hij sloeg dit aanbod af: hij dacht privaatdocent aan de universiteit van Leiden te kunnen worden. Door de nieuwe Wet op het Hoger Onderwijs werd naast de leerstoel van professor Rijke een tweede in de natuurkunde ingesteld. Omdat J.D. van der Waals zijn benoeming aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam aannam, kwam Lorentz in aanmerking. Zo werd hij in 1878, als een van de eersten in Europa, tot hoogleraar in het nieuwe afzonderlijke vak theoretische natuurkunde benoemd aan de Rijksuniversiteit Leiden. Op 25 januari 1878 hield Lorentz zijn inaugurele rede De moleculaire theorieën in de natuurkunde. Hij was toen pas 24 jaar oud. De rest van zijn leven zou hij aan de universiteit Leiden verbonden blijven. Hij gaf colleges natuurkunde aan onder meer natuur- en geneeskundestudenten en schreef een aantal leerboeken. Ook richtte hij een laboratorium voor studenten in. Toen zijn collega experimentele natuurkunde Kamerlingh Onnes door zwakke gezondheid colleges moest opgeven, nam Lorentz die van hem over.

Internationale erkenning Vanaf 1900 werd Lorentz internationaal bekend in de wetenschappelijke wereld. In 1902 won hij met Pieter Zeeman de Nobelprijs voor de Natuurkunde voor onderzoek naar de invloed van magnetisme op de kleuren van het licht van een natriumvlam (Zeeman-effect, magnetische splitsing van spectraallijnen). In 1906 gaf hij gastcolleges aan de Columbia University te New York, die in druk zeer bekend werden als The theory of Electrons and its applications to the problems of light and radiant heat. Later, in de jaren 20, deed hij op drie tournees diverse Amerikaanse universiteiten aan als gastdocent. Vanaf 1910 was hij organisator en voorzitter van baanbrekende Solvayconferenties over onder meer vroege kwantummechanica met Marie Curie, Albert Einstein, Max Planck, Ernest Rutherford en vele anderen. In 1923 aanvaardde hij de benoeming door de Volkenbond tot secretaris van de Commission internationale de coopération intellectuelle, onder voorzitterschap van de Franse filosoof Henri Bergson. In 1925 werd Lorentz voorzitter. Hij spande zich in om de samenwerking tussen onderzoekers uit de landen die elkaar na de Eerste Wereldoorlog boycotten te herstellen. In Nederland werkte Lorentz in 1918 mee aan de oprichting van de Wetenschappelijke Commissie van advies en onderzoek in het belang van volkswelvaart en weerbaarheid, een voorloper van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek

Buitengewoon hoogleraar en conservator In 1912 ging Lorentz vervroegd met emeritaat als gewoon hoogleraar. Hij werd conservator van het Fysisch Kabinet bij Teylers Museum in Haarlem. Wel bleef hij, nu als buitengewoon hoogleraar, zijn "maandagochtendcolleges" geven in Leiden. Paul Ehrenfest volgde hem op als gewoon hoogleraar theoretische natuurkunde, en stichtte het instituut voor theoretische natuurkunde, dat nu het Instituut-Lorentz heet. Vanaf 1920 trad Lorentz ook op als secretaris van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem.

voor volledige informatie in andere talen