Hendrik van Mecklenburg Schwerin

Hendrik Wladimir Albrecht Ernst (Schwerin, 19 april 1876 – Den Haag, 3 juli 1934), Prins der Nederlanden, Hertog van Mecklenburg, geboren als Heinrich Wladimir Albrecht Ernst Herzog zu Mecklenburg, was de echtgenoot van koningin Wilhelmina der Nederlanden. Jeugd Hendrik was het vierde kind en de derde zoon van groothertog Frederik Frans II van Mecklenburg-Schwerin en diens derde echtgenote prinses Marie van Schwarzburg-Rudolstadt. Hij had een oudere zus, Elisabeth (1869-1955), die was getrouwd met groothertog Frederik August II van Oldenburg, en twee oudere broers, Frederik Willem (1871-1897, verdronken) en de politicus Adolf Frederik (1873-1969). Hij had ook oudere halfzusters en vijf oudere halfbroers (twee overleden voor zijn geboorte), onder wie groothertog Frederik Frans III van Mecklenburg-Schwerin (1851-1897) en de hertog-regent Johan Albrecht (1857-1920). Toen Hendrik zeven jaar oud was, overleed zijn vader. Hij bezocht het gymnasium in Dresden en maakte na het behalen van het schooldiploma een reis naar Griekenland, Brits-Indië en Ceylon, waarvan in de plaatselijke krant uitvoerig verslag werd gedaan. In zijn daaropvolgende militaire carrière verkreeg hij de rang van eerste luitenant bij het gardebataljon jagers in Potsdam.

Huwelijk Hendrik en Wilhelmina waren familie van elkaar. Tsaar Paul I en diens vrouw Maria Fjodorovna waren hun gemeenschappelijke overgrootouders. Het paar verloofde zich op 16 oktober 1900. De voorbereidingen voor het huwelijk werden overschaduwd door de dood op 5 januari 1901 van Wilhelmina's oom groothertog Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach en op 22 januari van de Britse koningin Victoria. Op de huwelijksdag, 7 februari, konden daardoor verscheidene genodigden niet aanwezig zijn. Hendrik ontving op zijn trouwdag de titel Prins der Nederlanden met het predicaat Koninklijke Hoogheid, maar niet de door de Mecklenburgers geëiste titel Prins van Oranje. Zijn voornaam en roepnaam Heinrich werd op zijn huwelijksdag officieel vernederlandst naar Hendrik. Omdat Wilhelmina het huis Oranje-Nassau hoger achtte dan het huis Mecklenburg, bepaalde zij bij Koninklijk Besluit dat haar nazaten de titel Prins(es) van Oranje-Nassau zouden voeren vóór die van Hertog(in) van Mecklenburg.

Het huwelijk tussen de goedmoedige landedelman Hendrik met zijn boertige humor en de strenge en plichtsgetrouwe Wilhelmina was als slecht te kenschetsen. Het echtpaar groeide uit elkaar. Wilhelmina had een hoge plichtopvatting waarvoor bij haar achterneef geen ruimte was. Een ander groot probleem was zijn voortdurende geldgebrek, hoewel hij tijdens zijn gehele huwelijk jaarlijks van zijn echtgenote een bedrag kreeg van 100.000 gulden. Hendrik kreeg geen toelage uit de Nederlandse staatskas. Zijn hobby's kostten veel geld en er werd van hem verwacht dat hij als eerste geld gaf aan nieuw opgezette goede doelen. Ook voorzag hij zijn armlastige familie in Duitsland van geld. Zijn financiële toestand verslechterde toen na de Novemberrevolutie in 1918 zijn groothertogelijke toelage wegviel van omgerekend ongeveer 27.000 gulden op jaarbasis. Het onderhoud op zijn landgoed Dobbin drukte sindsdien zwaar op zijn uitgavenpatroon.[1] Tevens ging er geld op aan maîtresses die hem buitenechtelijke kinderen hadden gebaard. Ook de schandalen waarin Hendrik verwikkeld raakte, mede door pogingen geldbronnen aan te boren, maakten het huwelijk er niet beter op. Pas na zijn dood zou Wilhelmina Hendrik beter leren begrijpen en begon zij zijn karakter zelfs te idealiseren.

Dochter Juliana Wilhelmina kreeg haar eerste miskraam in november 1901. De daaropvolgende jaren nam, na nog enkele miskramen, de spanning toe over de vraag of Wilhelmina kon zorgen voor een troonopvolger of dat de Nederlandse Oranjetak zou uitsterven en de troon bezet zou gaan worden door een Duitse prins. Op 22 november 1908 maakte minister-president Theo Heemskerk een nieuwe "vreugdevolle aandoening" bekend. Prins Hendrik werd in 1909 vader van een dochter, Juliana. Hij kreeg met haar een zeer goede verstandhouding.

Onhebbelijkheid Willem III was in zijn latere jaren niet geliefd, en werd in een anti-monarchistische brochure door S.E.W. Roorda van Eysinga Koning Gorilla genoemd vanwege zijn bij gelegenheid boerse uitvallen. Het volk respecteerde hem wel[bron?], hoewel hij zich vaak niet koninklijk gedroeg. Willem was zijn leven lang driftig, egoïstisch en boosaardig geweest, maar door zijn grillige karakter kon hij soms ook onverwacht vriendelijk en royaal uit de hoek komen. Voorbeelden van 's konings onhebbelijke natuur zijn door de leden van zijn hofhouding goed gedocumenteerd. Zo liet hij lakeien een lucifer afsteken om de koninklijke sigaar aan te steken. Wanneer de lucifer brandde talmde de koning zo lang dat de lakei, om brandblaren te voorkomen, de lucifer moest doven. Dat gaf de koning dan de gelegenheid om de lakei met twee weken inhouding van salaris te straffen. De hofcommissie maakte geregeld bezwaar tegen de onredelijke en kleingeestige straffen die de vorst te pas en te onpas uitdeelde. Lord Clarendon, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, legde vast dat de koning op een receptie niets anders deed dan "op iedereen die hij sprak vitten en mopperen", maar hij vervolgt met de vaststelling "dat niemand zich daar iets van aantrok". De consequenties van de koninklijke woedeaanvallen waren ernstiger, al werd het koninklijke bevel om de burgemeester van de residentie te arresteren en daarna te fusilleren door al zijn ondergeschikten genegeerd. Een jonge officier die een rijtuig waarin de koning incognito reed niet groette, werd voor straf kromgesloten en minister van Oorlog Weitzel merkte in zijn dagboek op dat "de prikkelbaarheid van Zijn hoog oplopend karakter en Zijne autocratische neigingen met de jaren schijnen toe te nemen" en dat "in het openbaar en vooral ten aanzien van hoger en lager geplaatste officieren ergerlijke tonelen plaatsvinden die door de pers steeds met de mantel der liefde worden bedekt". Toch waren deze "zozeer bekend dat zij in het leger velen verbitterden en van de koning vervreemdden".

voor volledige informatie in andere talen

Arabic