Pasen

Pasen is het belangrijkste christelijke feest in het liturgische jaar, volgend op de Goede Week. Christenen vieren deze dag vanuit hun geloof dat Jezus opgestaan is uit de dood, op de derde dag na zijn kruisiging. De aardbeving die volgens het Evangelie van Mattheüs gelijktijdig zou hebben plaatsgevonden kan verwijzen naar een aardbeving die volgens aardlagenonderzoek in de Dode Zee inderdaad tussen 26 en 36 n.Chr. heeft plaatsgevonden;[1][2] een artikel in Nature in 1983 veronderstelt op basis van zulke gegevens dat het het meest waarschijnlijk is dat de kruisiging op 3 april van het jaar 33 rond 15 uur is voltrokken. Op dit tijdstip zou er een zandstorm en een aardbeving hebben plaatsgevonden, twee jaar na een eerdere aardbeving in 31 n.Chr.[3] In de loop der jaren zijn veel non-religieuze culturele elementen toegevoegd aan het feest waardoor het een belangrijk seculier feest is geworden. Pasen duurt twee dagen en wordt gevierd op een zondag en maandag. Beide dagen worden wel afzonderlijk eerste en tweede paasdag of paaszondag en paasmaandag genoemd. Pasen heeft zijn oorsprong in het joodse Pesach. Tijdens het Eerste Concilie van Nicea (325) zijn de datums van beide feesten officieel ontkoppeld.[4][5] Het christelijke Pasen verwijst ook naar de vijftig dagen durende periode van het kerkelijke jaar vanaf het paasfeest tot Pinksteren.[6] De periode van het paasfeest tot Hemelvaartsdag[7] duurt veertig dagen. Katholieken mogen gedurende de vijftig dagen durende periode hun jaarlijkse paasplicht vervullen. De paastijd en de christelijke liturgie daaromheen heeft door de eeuwen heen vele componisten geïnspireerd tot muzikale composities. In de Barokperiode viel vooral het werk van Johann Sebastian Bach op met de Johannes-Passion, Matthäus-Passion en zijn cantates. Voor de eerste paasdag bedacht Bach de cantate nr. 4 Christ lag in Todesbanden. Voor de tweede paasdag schreef hij vervolgens de cantate nr. 6 Bleib bei uns, denn es will Abend werden.

Voorchristelijke symboliek en oorsprong Over de precieze oorsprong en viering is men het niet volledig eens. Er bestaan verschillende lentefeesten uit diverse culturen (zie feesten en rituelen tijdens de lente) die sterk op elkaar lijken en waaraan ook het christendom symbolen zou hebben ontleend. Daarom stellen sommigen dat Pasen eigenlijk een vrij recente feestdag is waarin al dan niet bewust oude symbolieken van de lentefeesten zijn opgenomen. Maar er zijn ook die zeggen dat de oorsprong meer algemeen is; als in een feest van de lente, waarbij het ontwaken van de natuur na de winter werd gevierd.[8] Zo'n lentefeest is in veel culturen en religies vaak ook ter ere van een godin van het leven en de vruchtbaarheid, die de natuur heeft doen ontwaken en vruchtbaar heeft gemaakt. Voor Noord-Europa menen sommigen dat het de godin Ostara betreft. Het is twijfelachtig of deze godin ooit bestaan heeft. De gangbare wetenschappelijke theorie is tegenwoordig dat men over de voorchristelijke periode nauwelijks iets weten, omdat er nauwelijks iets van is overgeleverd. De aangehaalde theorieën worden in dit wetenschappelijk discours dan ook als puur speculatief gezien.[5] Zo zouden volgens bepaalde populaire theorieën de naam Ostara (Oudengels: Eostre), alsook de Duitse en Engelse benaming voor pasen, "Ostern" en "Easter"', zijn te herleiden tot het Oergermaanse woord voor het oosten, maar dit is allerminst zeker. Een ander gebruik zijn de paasvuren. De ontstaansperiode hiervan is onbekend. De bedoeling van de vuren zou in het verleden het verjagen van de demonen van de winter zijn. In het oosten van Nederland en het aangrenzende westen van Duitsland, het woongebied van de Saksen, is dit gebruik nog altijd een levendige, toeristische attractie rondom Pasen.

De paashaas en paaseieren illustreren hoe voorchristelijke elementen kunnen opduiken in de christelijke riten. Zo worden paaseieren opgehangen in de bomen, een overblijfsel van de heilige-boom cultus uit de Germaanse traditie. Deze symbolen ziet men ook in andere lentefeesten zoals Beltane en feesten van regeneratie die aanmerkelijk ouder zijn dan de christelijke versie. Zo is er ook de oude symboliek van de mythe van Adonis, de jaarlijks stervende en herrijzende god, of zoon-gemaal van de moedergodin. Ook de palmpasenstok met het broodhaantje in top heeft een heidense oorsprong. Dit is nog een overblijfsel van de meiboom van de Germanen. Om de komst van het licht te vieren droegen zij een boom rond met in top een haantje, het dier dat bij zonsopkomst de nieuwe dag aankondigt. De hedendaagse wetenschap gaat er echter vanuit dat de paashaas helemaal niet zo oud is[bron?], maar een verzonnen kinderritueel is, dat pas sinds de zeventiende eeuw voor het eerst in Duitsland opkomt. De paashaas heeft van oorsprong een pedagogisch karakter en hij schenkt oorspronkelijk slechts eieren aan kinderen die zich goed gedragen[bron?]. Via een vertaald Duits boek is de paashaas voor het eerst in ieder geval in 1825 in Nederland bekend. Ook de voor-christelijke herkomst van de paaseieren blijft grotendeels in nevelen gehuld, omdat hier simpelweg schriftelijk niets van is overgeleverd

Christendom In de christelijke traditie is Pasen, of ook wel het paasfeest, het belangrijkste liturgische feest. Op Goede Vrijdag, de vrijdag voor Pasen, herdenken christenen het lijden en de kruisdood van Jezus en met Pasen vieren zij zijn opstanding, ook wel verrijzenis genoemd, uit de dood. Pasen behoort daarmee tot de traditie van de zoenoffers, die draaien om de noodzaak van de dood voor het leven, de verzoening met het goddelijke en de spirituele ontwikkeling van de eigen ziel door beproeving.

Bijbelse geschiedenis Volgens Matteüs 28:1-10, Marcus 16:1-13, Lucas 24:1-53 en Johannes 20:1-23. Op Witte Donderdag is Jezus op de Olijfberg en wordt Hij verraden door Judas Iskariot. Hierop wordt Hij gearresteerd door soldaten die in dienst waren van de hogepriester. De Joodse leiders wilden hem ter dood veroordelen, maar dat mocht alleen de Romeinse gouverneur, Pontius Pilatus, doen. Pilatus verklaarde echter in het openbaar niets te zien waarom Jezus ter dood zou moeten worden veroordeeld. De aanklagers bleven echter aandringen. Ook verklaarden ze dat Jezus zich 'koning der Joden' noemde en dat dit al een veroordeling zou rechtvaardigen. Pilatus kon hier niet goed onderuit komen als hij moeilijkheden met de Romeinse keizer wilde vermijden. Hij kon nog maar een oplossing zien van dit dilemma: het was traditie dat ter gelegenheid van het joodse feest Pesach een veroordeelde misdadiger gratie kreeg en het volk mocht kiezen welke dat zou zijn. Pilatus gaf nu de keus tussen Jezus en een moordenaar, veronderstellend dat het volk niet een moordenaar zou vrijlaten. Opgehitst door de leiders koos het volk echter voor vrijlating van de moordenaar Barabbas in plaats van Jezus. Jezus werd door Pilatus veroordeeld tot de dood aan het kruis. Hij waste daarbij zijn handen 'in onschuld'. Jezus werd op vrijdag aan het kruis genageld, waar hij kort voor de joodse sabbat, op de vooravond van het Pesach, stierf. Door Jozef van Arimathea wordt Jezus begraven, in een graf dicht bij Golgotha.

voor volledige informatie in andere talen