Willem de Sitter

Willem de Sitter (Sneek, 6 mei 1872 – Leiden, 20 november 1934) was een Nederlandse wiskundige, astronoom, kosmoloog en natuurkundige. De Sitter leverde belangrijke bijdragen aan de hemelmechanica en aan de relativistische kosmologie. Vanuit zijn wiskundige achtergrond maakte hij met statistische technieken verschillende modellen om het ontstaan van de kosmos te beschrijven.

Levensloop De Sitter werd geboren in Sneek in een van de huizen naast de Waterpoort, als zoon van rechter Lamoraal Ulbo de Sitter en Catharina Bertling. De Sitter is genoemd naar zijn grootvader, de Groninger burgemeester en liberaal Eerste Kamerlid, Willem de Sitter. Hij volgde het gymnasium in Arnhem en studeerde wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Tijdens zijn studie in Groningen raakte hij steeds meer geïnteresseerd in de kosmologie. Hij werkte er mee aan de metingen van Jacobus Kapteyn aan fotografische opnames die gemaakt waren aan het Cape Observatory (in het kader van de stercatalogus Cape Photographic Durchmustering). Hij ontmoette Sir David Gil, de directeur van dit observatorium die in Leiden op bezoek was, en die hem uitnodigde om een tijdlang te komen werken aan Her Majesty’s Observatory aan de Kaap de Goede Hoop. In Zuid-Afrika leerde hij zijn vrouw Elanora Suermondt kennen.

De behandeling bij een operatie in 1919 wegens galstenen, resulteerde daarna regelmatig in gezondheidsproblemen. De Sitter verbleef ook enkele jaren in Zwitserland wegens tuberculose. Toch bleef hij erg actief als directeur van de Leidse Sterrenwacht en productief als wetenschapper. Hij sloot een overeenkomst met de Union Observatory in Johannesburg, waarmee hij de vaak slechte observatiemogelijkheden in Leiden kon compenseren. Deze samenwerking gaf een nieuwe impuls aan de ontwikkeling van de astronomie in Nederland. De Sitter overleed op 62-jarige leeftijd na een korte ziekte. Zijn zoon was de geoloog Ulbo de Sitter en zijn kleinzoon de bedrijfskundige Ulbo de Sitter. De Sitter en zijn vrouw hadden verder nog een zoon (Aernout) en twee dochters: Thea (Theodora) en (kunstenares) Agnes.

Astronomie Een belangrijk onderzoeksterrein van de Sitter gedurende heel zijn carrière was Jupiter met zijn satellieten. Op het einde van de 19e en in het begin van de 20e eeuw was Jupiter erg actueel. De vier grootste manen waren al door Galileo Galilei ontdekt in 1610, maar vanaf 1892 - toen de vijfde maan werd ontdekt - volgde de ontdekking van de manen zes tot negen in 1904, 1905, 1908 en 1914. Op basis van het bestuderen van gegevens en fotografische opnames van andere astronomen maar ook van zijn eigen jarenlange observaties en theorievorming bepaalde hij steeds accurater de massa en de omloopbanen van Jupiter en zijn manen.

Daarbij ontwikkelde hij wiskundige methodes waarmee onder meer ook voor de invloeden van de onderlinge zwaartekracht tussen de satellieten kon gecorrigeerd worden. Werken met nieuwe methoden in de hemelmechanica was niet enkel het onderwerp van zijn inaugurale rede maar ook zijn programma toen hij directeur werd van de sterrenwacht in Leiden. Hiermee ging hij, juist in een periode waarin het onderzoek aan de Melkweg zo veelbelovend leek, zijn eigen weg. De Sitter werd in Zuid-Afrika echter in eerste instantie aan het werk gezet om de kleurverschillen te bestuderen tussen sterren aan de rand en in het midden van het melkwegstelsel. Hij kon in 1904 hierover uitsluitsel geven : er bestond inderdaad een systematisch verschil naargelang de plek waar de sterren zich bevonden. De Sitter herbekeek ook de basisconstanten die in de astronomie gebruikelijk waren sinds Simon Newcomb in 1895 hierover zijn standaardwerk had gepubliceerd. Daarbij was onder meer van groot belang dat hij de variaties die optreden in de aardrotatie kon vaststellen. De Sitter streefde ernaar om gegevens vanuit andere wetenschapsterreinen in overeenstemming te brengen met de astronomische gegevens.

voor volledige informatie in andere talen